Zoek op kunstenaar
Sluit

Academie Minerva

De academie Minerva in Groningen werd in 1798 opgericht als school waar de ‘Teekenkunst, Bouwkunst, Stuurmanskunst en enige andere hiertoe betrekkelijke wetenschappen’ konden worden onderwezen. Deze Academie van Teken-, Bouw- en Zeevaartkunde, waar werd begonnen met het onderwijs op de ‘Teekenafdeling’, was in het tamelijk geïsoleerde noorden van Nederland eigenlijk de eerste en enige opleiding die een kunstenaar voorbereidde op zijn beroep. Wellicht daarom was het al direct een gedegen opleiding. De leerlingen volgden een dagprogramma van vier jaar, waarin werd getekend naar gipsafgietsels, voorbeelden (meestal prenten) en naar levend model. Voor de lessen anatomie werd een speciaal geraamte vervaardigd. Rond 1850 zou daar perspectieftekenen en het tekenen en schilderen van bloemen en landschappen bij komen. Om de hoge kosten het hoofd te bieden werd in 1820 gefuseerd met het Kunstlievend Genootschap Pictura, en garandeerde het toevoegen van een afdeling toegepaste werktuigkunde een rijkssubsidie. Omstreeks 1831 werd de academie voor het eerst aangeduid met de naam ‘Minerva’. Uit de verzelfstandiging in 1856 van de afdeling teken- en schilderkunst valt op te maken dat schilderen in die jaren al deel uitmaakte van het lesprogramma. Bijzonder is dat min of meer vanaf die tijd ook meisjesleerlingen tot de opleiding werden toegelaten. Zo kon de Groningse Geesje van Calcar, de latere echtgenote van de schilder Taco Mesdag, er al lessen volgen.

De leerlingen Jozef Israëls, H.W. Mesdag en Otto Eerelman
Een van de eerste, bekende leerlingen van Academie Minerva was de Groninger Jozef Israëls, die zich in 1835 op 11-jarige leeftijd bij de tekenacademie aanmeldde. Hij kreeg er schilderles van de landschapschilder Jacob Bruggink en daarna van J.G.G. van Wicheren en C.B. Buijs. Overigens werd hij door zijn leraren allerminst als een talent gezien. Men vond hem ‘te slodderig’, waarmee zijn later geroemde losse schilderstijl werd bedoeld.

Vanaf 1857 kwam er op Minerva meer nadruk te liggen op het schilderonderwijs dankzij de vooruitstrevende ideeën van directeur J.H. Egenberger. Deze historieschilder, voormalig hoofdonderwijzer van de Koninklijke Academie in Amsterdam, moet een uitstekend pedagoog en schilder geweest zijn. Hoewel hij na zeven jaar alweer vertrok had hij een aantal zeer succesvolle leerlingen onder zijn hoede. Hij gaf aan huis schilderles aan de broers Taco en H.W. Mesdag, en op de academie zelf was vanaf 1860 Otto Eerelman een veelbelovend talent. Hoewel deze schilder net als zijn stadgenoten Jozef Israëls en H.W. Mesdag naar het in cultureel opzicht belangrijke Den Haag vertrok, keerde hij in 1867 terug om leraar te worden aan de academie. Zes jaar later vertrok hij naar Brussel, Den Haag en Arnhem om in 1907 definitief naar Groningen terug te keren. Egenberger waarborgde een gedegen opleiding met nadruk op het maken van grote composities door middel van enkele rake lijnen. Daarnaast werden de leerlingen geoefend in het opzetten van vlotte, eenvoudige studies naar het leven. Dit laatste zou Eerelman later van pas komen bij het schilderen van paarden en honden, die immers maar kort konden poseren.

Het Groninger expressionisme
Aan het eind van de 19e eeuw vroegen maatschappelijke veranderingen en vernieuwingen op technisch en maatschappelijk gebied om modernisering van de nog overwegend conservatief ingestelde academie. In 1905 veranderde de naam in Academie voor Beeldende en Toegepaste Kunst en werd het lessenpakket drastisch uitgebreid met kunstnijverheidvakken en bouw- en meubeltechnieken. Het schilderen en lithograferen werden volwaardige vakken en voor de leerlingen kwam er de mogelijkheid om een tekenakte voor onderwijs te behalen. Bij de studenten van de schilderklas was er belangstelling voor het impressionisme, dat als ideaal had om een directe impressie van de werkelijkheid op het doek te zetten. De beste manier daarvoor was buiten schilderen en de leraar F.H. Bach die hierop inspeelde. Hij nam trok er met zijn leerlingen op uit, lopend of met de fiets, en spoorde ze aan om hun indrukken van het Groninger land vast te leggen. Er moest snel gewerkt worden, tijd voor details was er niet. Daarmee stond Bach aan de wieg van de het Groninger expressionisme.

De Groninger Kunstkring De Ploeg
Jan Altink werd in 1900 op de Academie Minerva leerling van F.H. Bach. De lessen sloegen bij hem aan, al overheersten in Altinks landschappen aanvankelijk nog het groen en grijs. Omstreeks 1916 leerde hij er Johan Dijkstra kennen. Samen richtten ze met o.a. Jan Wiegers en George Martens in 1918 een kunstkring van Groninger kunstenaars op. Het was Jan Altink die kwam met de naam ‘De Ploeg’, die associaties opriep met ontginnen en omwoelen, het zoeken van nieuwe wegen in de schilderkunst en afschudden van het oude. Dit leidde uiteindelijk tot de naam ‘De Groninger Kunstkring De Ploeg’. Al in 1919 organiseerde De Ploeg in de zalen van het Kunstlievend Genootschap ‘Pictura’ zijn eerste tentoonstelling. Critici noemden het werk veelbelovend en modern. In 1920 trad Hendrik Werkman toe als lid en in 1924 meldden Jan van der Zee en Jannes de Vries zich aan. Onder invloed van Jan Wiegers werd er vanaf 1921 door de vroegste leden geschilderd in felle kleuren en gedeformeerde vormen.

Jan Wiegers
Jan Wiegers was de spil en aanjager van het kleurige expressionisme van De Ploeg. Al op 13-jarige leeftijd werd hij ingeschreven op Minerva. Tussendoor maakte hij tijdens een studiereis door Duitsland kennis met het werk van de Duitse expressionisten. In 1920 ontmoette hij in Davos, waar hij verbleef voor een kuur, de Duitse expressionist Ernst Ludwig Kirchner. Daarna wordt zijn werk  gekenmerkt door het gebruik van expressieve kleuren en een vrijmoedige omvorming van de natuur. Zijn schildertrant vond binnen De Ploeg navolging en werd tot een min of meer collectieve stijl, die tot omstreeks 1927 werd gehanteerd.

Jan Altink
Jan Altink, zoon van een Groninger veeboer, wordt wel de landschapschilder van De Ploeg genoemd. In zijn grote voorliefde voor het buiten schilderen werd hij beïnvloed door zijn leraar F.H. Bach, die zijn leerlingen ‘naar buiten joeg’. Vanaf 1921 verandert zijn stijl onder invloed van Wiegers. In gedurfde, felle kleuren en eenvoudige vormen registreert hij het Groninger landschap. Een motief dat hij veel gebruikte was de landweg, die in combinatie met een hoge horizon ruimte suggereerde.

Jan van der Zee
Toen Jan van der Zee zich aanmeldde voor De Ploeg experimenteerde hij met abstracte composities. Maar altijd bereid tot experiment richtte hij zich eind jaren 20 op het schilderen van het Groninger land. Zijn landschappen zijn aards: krachtig geschilderd in een stevige, expressionistische penseelstreek.

George Martens
George Martens kreeg zijn eerste schilderlessen van zijn vader, een amateur-zeeschilder, en volgde vanaf 1912 een deelopleiding aan Academie Minerva. Onder invloed Wiegers begon hij zijn onderwerpen snel en direct te registreren en werd zijn kleurgebruik vrij en uitbundig. Zijn motieven vond Martens meestal in de stad en op en aan het water.

Jozef Israëls | Geitje voeren, olieverf op paneel, 50,0 x 33,6 cm, gesigneerd l.o. en gedateerd 1879

Jozef Israëls

schilderij • voorheen te koop

Geitje voeren

Otto Eerelman | Een schimmel op stal, olieverf op doek, 25,2 x 31,2 cm, gesigneerd r.o.

Otto Eerelman

schilderij • voorheen te koop

Een schimmel op stal

Otto Eerelman | Buffalo Bill op een Appaloosa, aquarel en gouache op papier, 54,3 x 36,9 cm, gesigneerd l.o.

Otto Eerelman

aquarel • tekening • voorheen te koop

Buffalo Bill op een Appaloosa

Otto Eerelman | Tweespan voor de ploeg, bij Arnhem (Park Sonsbeek nabij Schelmseweg), aquarel op papier, 47,6 x 69,6 cm, gesigneerd r.o. en te dateren ca. 1902-1907

Otto Eerelman

aquarel • tekening • voorheen te koop

Tweespan voor de ploeg, bij Arnhem (Park Sonsbeek nabij Schelmseweg)

Jan Wiegers | Polderlandschap met zeedijk, Groningen, wasverf op doek, 53,0 x 80,3 cm, gesigneerd l.o. en te dateren ca. 1930-1933

Jan Wiegers

schilderij • voorheen te koop

Polderlandschap met zeedijk, Groningen

Jan Altink | Vlasakker; verso: Boerenerf met paard, wasverf op doek, 58,0 x 78,5 cm, gesigneerd verso l.o. en te dateren ca. 1930

Jan Altink

schilderij • voorheen te koop

Vlasakker; verso: Boerenerf met paard

Ernst Ludwig Kirchner | Afscheid op het station, potlood en aquarel op papier, 20,8 x 16,6 cm

Ernst Ludwig Kirchner

aquarel • tekening • voorheen te koop

Afscheid op het station

George Martens | Zeilboten op het Paterswoldsemeer, olieverf op doek, 34,6 x 51,0 cm, gesigneerd r.o. en gedateerd '29

George Martens

schilderij • voorheen te koop

Zeilboten op het Paterswoldsemeer

Jan Wiegers | Zeilboten op het Paterswoldsemeer, wasverf op doek, 45,5 x 50,4 cm, gesigneerd r.o. (tweemaal) en te dateren ca. 1931

Jan Wiegers

schilderij • voorheen te koop

Zeilboten op het Paterswoldsemeer

Jannes de Vries | Kalkovens aan het Reitdiep, olieverf op doek, 40,0 x 50,0 cm, gesigneerd l.o. en op spieraam en gedateerd '35

Jannes de Vries

schilderij • voorheen te koop

Kalkovens aan het Reitdiep

Jan van der Zee | Landschap met dorpje in de sneeuw; verso: De drafbaan, Groningen, olieverf op doek, 60,5 x 80,8 cm, gesigneerd r.o. en gedateerd '40

Jan van der Zee

schilderij • voorheen te koop

Landschap met dorpje in de sneeuw; verso: De drafbaan, Groningen