In de in 1821 opgerichte stadstekenacademie van Den Haag wordt in 1859 een reorganisatie doorgevoerd. Zo wordt er aan de ‘Academie van Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen’, zoals hij nu heet, geleidelijk aan les gegeven in het schilderen, maar met tekenen naar pleister en in perspectief worden nog steeds de klassieke onderwijsmethoden aangehouden. Voor jonge kunstenaars is de keuze moeilijk. Ze hebben, onder anderen van Willem Roelofs en Gerard Bilders kennis genomen van de schilders die in de omgeving van het Franse plaatsje Barbizon met hun schilderskist de natuur in trekken om hun indrukken direct, ter plaatse, op het doek te zetten. Jozef Israëls ontmoet tijdens een verblijf in Parijs van 1845 tot 1847 enkelen van hen. Maar de academie is nog sterk traditioneel. Voor het tekenen werd niet het weergeven van de werkelijkheid aangehouden maar werd uitgegaan van het klassieke ideaal, naturalisme en spontaniteit waren taboe. Het gevolg is dat schilders in Den Haag nog wel avondlessen volgen op de academie, maar er niet meer vinden wat ze zoeken. Bekend is dat Breitner na ruzie de academie verruilt voor die van Amsterdam en dat Isaac Israels al meteen kiest voor Amsterdam.
Ook lijkt na 1850 de praktijk van het schilderen op het atelier van een leermeester steeds minder gebruik te worden. Veelal waren het leraren die in het begin van de 19e eeuw hun sporen hadden verdiend maar behoorden tot een oudere generatie. In een periode dat realisme en impressionisme aan de deuren rammelen lijkt ook aan de aloude meester-leerlingverhouding een eind te komen. Schilders in deze periode zijn dus veelal zoekende. Ze staan met één been in de traditie van de tekenacademie en ateliers, anderzijds zoeken ze naar nieuwe bronnen van inspiratie, buiten de geijkte paden. Paul Gabriel, leerling van Koekkoek, Willem Roelofs, leerling van Van de Sande Bakhuyzen en Weissenbruch en Jongkind, beiden leerlingen van Schelfhout, begonnen hun loopbaan als romantisch schilder en zochten daarna aansluiting bij het naturalisme. Een schilder als Jan Willem van Borselen gooide direct al de lessen van zijn leermeester overboord. Toen hij in 1855 bij Schelfhout in de leer ging waren de geïdealiseerde landschappen van zijn beroemde leermeester niet meer wat hij zocht. Hij koos voor het naturalisme van de opkomende Haagse School en ontwikkelde zich als een eerlijke ‘vertolker’ van de natuur. Andere jonge schilders verlaten Den Haag en zoeken het op de academie van Antwerpen (Floris Arntzenius, Jacob en Matthijs Maris, Otto Eerelman, Evert Pieters) of zien helemaal af van de academie en leermeester en kozen hun schildervrienden om te leren (Isaac Israels, Anton Mauve).
Oosterbeek en de Haagse School
Het zijn vooral Haagse schilders die, in navolging van de schilders van Barbizon, vanaf halverwege de jaren 50 naar het Gelderse Oosterbeek trekken. In dit dorpje aan de Zuidrand van de Veluwe, later ‘het Hollandse Barbizon’ genoemd, wordt het atelier verruild voor tekenen en schilderen ‘en plein air’. Buiten worden stemming en atmosfeer zo direct mogelijk vastgelegd en men bekommert zich minder om details of een gecomponeerde compositie. Kunstgrepen en theorieën worden losgelaten en men tracht te putten uit eigen waarneming. Net als in Barbizon is het een bont gezelschap dat in en rond Oosterbeek vertoeft. Veel schilders kennen elkaar, er wordt getekend en geschilderd in het midden van het bos en de leden van de ‘bent’ zoeken elkaar op in kroegen en pleisterplaatsen om daar lange gesprekken te houden over hun werk. Willem Roelofs kwam als een van de eersten van zijn generatie in Oosterbeek nadat hij begin jaren 50 al in Barbizon was geweest. In 1853 arriveert Paul Gabriel, in 1858 zijn vriend Anton Mauve die er veestukken schildert. Mauves vriend Willem Maris komt in 1861, diens broer Jacob, de goedaardige ‘verbinder’, in 1859 en 1860. Ze leggen er de basis voor een nieuwe stijl in het voetspoor van Barbizon: de Haagse School. Het eind dat in Oosterbeek gemaakt wordt aan de romantische benadering van de natuur wordt door de Haagse schilders na de jaren 60 voortgezet. De landelijke omgeving wordt verkend en men trekt de Hollandse polders en veengebieden in om atmosfeer en licht, kleuren en wolken te schilderen. Schilders als Weissenbruch, Willem en Jacob Maris, Mauve, Roelofs, Mesdag, Louis Apol, Jozef Israëls en Gabriel ontwikkelen zich tot ‘eerlijke’ vertolkers van de natuur. Onderling zijn ze verbonden door vriendschap en het lidmaatschap van Pulchri Studio en de Hollandsche Teeken-Maatschappij.
Pulchri Studio
Het Schilderkundig Genootschap Pulchri Studio werd in januari 1847 opgericht met als doel de bevordering van de belangen van de kunst en van de leden. Pulchri, dat zich zou ontwikkelen tot een bolwerk van schilders van de Haagse School, werd opgericht door Willem Roelofs, Jan en Hendrik Johannes Weissenbruch en Bart van Hove. H.W. Mesdag, die met Mauve en diens vriend Jozef Israëls behoorde tot de leden van het eerste uur, zou er een belangrijke rol spelen. Op Pulchri kon ’s avonds naar (gekleed) model getekend worden en er werden tentoonstellingen gehouden. Beroemd waren de kunstbeschouwingen, waarop kunstlievende leden hun collecties konden tonen en kunstenaars hun werk. Met de jaren ging gezelligheid een groter onderdeel uitmaken van het lidmaatschap. Het genootschap was gevestigd op verschillende locaties, maar door de grote populariteit moest er vaak verhuisd worden naar een grotere behuizing. Uiteindelijk financierden H.W. en Taco Mesdag in 1898 de aankoop van een statig pand op de Lange Voorhout 15 waar voldoende ruimte was voor alle activiteiten. Eind jaren 90 werden uiteindelijk ook vrouwelijke leden toegelaten tot Pulchri.
De Hollandsche Teeken-Maatschappij
In 1876 werd door Mauve, Mesdag en Willem Maris in Den Haag de Hollandsche Teeken-Maatschappij opgericht met als doel de aquarel als zelfstandige kunstvorm te propageren. Het was gebleken dat de waterverftechniek zich uitermate goed leende om de verfijnde atmosferische effecten te bereiken die de schilders zochten. Weissenbruch en Jacob Maris onder anderen bereikten een ongekende hoogte in de aquareltechniek. maris in zijn stadsgezichten onder imposante, afgesponste wolkenluchten. Door tentoonstellingen werd het werk van de leden bekendheid gegeven.