’t is ’t zoetste tijd-verdrijf, een lustigh omme-reisje,
Met schaetsen op het ys te gieren gints en weer;
Maar even-wel ick houw dat liever ’t grage Meysje
Voor ’t struyck’len op de Zaen, yets anders deed veel meer.
IJspret was in ons land van oorsprong voor iedereen. Zodra de vorst inzette stonden mannen en vrouwen van alle rangen en standen gebroederlijk op de ijzers. In de loop van de 17e eeuw, met het opkomende standsbesef in de Republiek, werd het schaatsen meer en meer een vermaak van het ‘gewone’ volk, al bleef men de ijspret gezamenlijk beleven. De hogere standen begaven zich vaak te voet of gezeten in een kunstig beschilderde duw- of bakslede of arrenslede op het ijs.
Hoe populair het schaatsen was kan men opmaken uit de grote hoeveelheid gravures met ijspret als onderwerp die uit de 15e, 16e en 17e eeuw bewaard zijn gebleven. De moraliserende (volks)literatuur van de 16e en 17e eeuw koppelde vermaningen en aansporingen tot bedachtzaam handelen aan voorvallen op het ijs, waarin uitdrukkingen als ‘zich op glad ijs wagen’, ‘niet over één nacht ijs gaan’ en ‘goed beslagen ten ijs komen’ hun oorsprong vinden.
Naast vertier bood het schaatsen ook gelegenheid tot minnekozen, en zeker de betere standen konden zich op het ijs vrijheden permitteren die elders niet getolereerd werden. Zo konden verliefden ongestoord hand in hand een rondje zwieren en konden jonge mannen de meisjes helpen met het aantrekken van hun schaatsen of ze opvangen als ze uitgleden. Onder het volk werden op het ijs soms stevige amoureuze toenaderingen gedaan.
‘t is ’t zoetste tijd-verdrijf, een lustigh omme-reisje,
Met schaetsen op het ys te gieren gints en weer;
Maar even-wel ick houw dat liever ’t grage Meysje
Voor ’t struyck’len op de Zaen, yets anders deed veel meer.’
luidt het onderschrift bij een prent in een 17e-eeuws liedboekje. Wanneer de wegen in de winter onbegaanbaar werden gebruikte men het ijs ook voor het vervoer van grote en kleine vrachten, zowel met de paardenslee als met kleinere duwsleden.
In de 19e eeuw, toen de gedachte zich ontwikkelde dat beweging voor lichaam en geest heilzaam was, werd het schaatsen van vermaak tot sport. Er ontstonden tal van lokale ijsclubs, die regionale wedstrijden in hardrijden en schoonrijden organiseerden. In 1882 werd de Nederlandse Schaatsenrijders Bond (KNSB) opgericht, zodat men zich ook nationaal en internationaal met elkaar kon meten. In deze eeuw ontwikkelde het ijsgezicht zich daarom tot een populair en veel beoefend genre. Zowel tijdens de romantiek als in het impressionisme waagden vele landschapschilders zich aan het ijsgezicht. De uitgestrekte rivieren met molens of andere bebouwing leenden zich het meest voor het vastleggen van schaatsvertier, maar schaatsers werden ook opgenomen op de bevroren grachten van stadsgezichten en op schilderijen met plassen en bosvijvers.