De Duitse schildergraficus Adolf de Haer was hoofdzakelijk autodidact. Hij bezocht korte tijd de kunstnijverheidsschool in zijn woonplaats Düsseldorf, maar koos daarna voor het vrije kunstenaarschap. In de jaren twintig was hij een van de leidende figuren binnen de Düsseldorfer avant-gardegroep 'Das Junge Rheinland', waar expressionisten als Gert Wollhein, Otto Dix en Marta Wollinger naast beeldhouwers, schrijvers en dichters deel van uitmaakten. De groep streefde geen gemeenschappelijke stijl na, maar richtte zich tegen het kunstestablishment en de heersende artistieke (naturalistische) tradities van de academie. Het gaf De Haer de ruimte om een naar het expressionisme neigende stijl te ontwikkelen. Landschappen, bloemstillevens en portretten hadden zijn voorkeur. In 1921 nam de kunstenaar deel aan een grote tentoonstelling van bekende Rijnlandse schilders bij E. Richter in Dresden.