Adriaan Lubbers koos al snel na zijn opleiding tot werktuigkundige voor een kunstenaarsbestaan. Als schilder was hij autodidact, hij leerde echter ook veel van bevriende kunstenaars, met name van Leo Gestel. In de periodes 1916-19 en 1926-28 verbleef Lubbers in New York, de stad die vanaf die tijd zo’n belangrijke rol in zijn leven en werk speelde. Begin jaren 20 woonde Lubbers in Bergen en raakt hij bevriend met Gestel. Het werk uit deze periode toont verwantschap met de Bergense School. Daarna ontwikkelde hij een stijl die het midden houdt tussen een krachtig expressionisme en kubisme. Na zijn terugkeer in 1928 uit Amerika woont Lubbers tot vier jaar in Parijs, waar hij onder meer kennismaakt met Mondriaan. Het werk dat Lubbers na 1953 maakt is veel abstracter, vaak met New York als onderwerp.