Al tijdens zijn leven waren de ijsgezichten en zomerlandschappen van Andreas Schelfhout zeer geliefd. Hij schilderde ze zorgvuldig, met groot technisch raffinement en met een sterk gevoel voor anekdotisch detail. De droge vrieskou van een winterse dag en de zoete atmosfeer van een zomers landschap kon hij weergeven als geen ander. Soms werden zijn werken gestoffeerd door veeschilder Pieter Gerardus van Os. Schelfhout is met Barend Cornelis Koekkoek Nederlands belangrijkste romantische landschapschilder en had veel leerlingen, onder wie Charles Leickert, Lodewijk Johannes Kleijn, Nicolaas Roosenboom en, verrassend genoeg, ook de vernieuwende impressionist Johan Barthold Jongkind.
Schelfhout was al 24 jaar oud en vader van twee kinderen toen hij in 1811 de vergulderij en lijstenmakerij van zijn vader verliet om de overstap te maken van ambachtelijk naar vrij kunstenaar. Daartoe ging hij in de leer bij Joannes Breckenheijmer. Deze onderwees hem in de regels van het perspectief en zette hem aan tot het bestuderen van de grote meesters van de 17e eeuw, onder andere in de schilderijengalerij van stadhouder Willem V aan het Buitenhof. Of hij daar werk van Hendrick Avercamp en Aert van der Neer zag is niet bekend, maar in 1812 schilderde hij zijn eerste wintergezicht. In 1818 ontving hij op de Tentoonstelling van Levende Meesters in Amsterdam de eerste lovende kritieken op een wintertafereel, een tot dan toe vrij onbekend genre. Daarna ging het bergopwaarts met zijn carrière. Zijn succes dankte Schelfhout voor een groot deel aan zijn ijsgezichten. Aanvankelijk leunde hij voor dit genre nog sterk op 17e-eeuwse voorbeelden. Zijn toets is wat stijf, het licht staalkleurig en egaal en de figuren doen denken aan uitgeknipte plak- plaatjes, omdat een geraffineerd spel van licht en schaduw nog ontbreekt. Gaandeweg kreeg schelfhout meer durf en baseerde hij zich meer op eigen natuurstudie. Vanaf het midden van de jaren dertig werd, vermoedelijk onder invloed van zijn leerling en schoonzoon Wijnand Nuyen, zijn penseel losser en ontstonden de sfeervolle winter- en ijsgezichten die zijn topjaren markeren. Schelfhout maakte gebruik van geraffineerde compositieschema’s en een grote voorraad aan motieven die hij varieerde en in wisselende combinaties toepaste, zoals een koek-en-zopie met de nationale driekleur in top, wat pratende figuren rond een duwslee, ingevroren schuiten, een paard met slee, een huis of molen links of rechts en een groep van twee of drie zwierende schaatsers. Het idee dat Schelfhout vooral een ijsgezichtschilder is, is onjuist: marines, zomerse landschappen – waaronder panorama’s, strand- en duingezichten, heide- landschappen en bos- en riviergezichten – vormen een wezenlijk en gevarieerd deel van zijn oeuvre. Daarnaast maakte hij zelfs enkele keren een hondenportret en een stadsgezichtje. Met name in zijn zomers spelen wisselende licht- en schaduwpartijen een belangrijke rol.
In de 19e eeuw was Andreas Schelfhout een van de eerste schilders die zich richtte op het Hollandse zee- en strandgezicht, daarmee bijdragend aan een herwaardering van dit genre in zijn tijd. Vanaf 1824 schilderde hij regelmatig voorstellingen van het Scheveningse strand, met vissers, en later ook met flaneurs. Zijn belangstelling voor het strandgezicht werd gewekt door 17e-eeuwse marines in de Haagse Koninklijke collecties en werken van Franse, Duitse en Engelse eigentijdse schilders. Na een reis naar Frankrijk in 1833, vermoedelijke daartoe aangezet door zijn latere schoonzoon en schilder Wijnand Nuijen kreeg Schelfhout vooral grote bewondering voor het werk van Eugène Isabey, waaruit hij inspiratie putte voor zijn stranden en zeegezichten. Schelfhout heeft met zijn ‘strandjes’ een belangrijke rol gespeeld bij de transformatie en het aanzien van dit genre. Daardoor heeft hij grote invloed gehad op latere kunstenaars, met name op de schilders van de Haagse School. Schelfhout haalt in zijn werken soms de figuren in zijn schilderijen naar voren, waardoor niet alleen het landschap, maar ook het verhalende karakter van de voorstelling benadrukt wordt. In zijn strandgezichten vertelt hij over de geanimeerde drukte rond een visafslag, met af en aan lopende vissers en belangstellende kopers. Met elegant wandelende figuren vertelt hij over zorgeloos vermaak op een mooie voorjaarsdag. In Schelfhouts schilderijen is ook de ontwikkeling te volgen van de opkomst van de moderne badcultuur; vanaf de late jaren veertig zijn er op zijn ‘strandjes’ soms ook kleurrijk geklede flaneurs te zien.
Zijn gehele leven woonde Schelfhout in Den Haag; het omringende landschap en het nabij gelegen Scheveningen boden hem veel stof tot schilderen. Wel maakte hij een aantal binnen- en buitenlandse reizen om zich op de hoogte te stellen van buitenlandse kunstontwikkelingen en om zijn schildermotieven door middel van natuurstudies uit te breiden. Talloze schetsboeken vulde hij met studies naar de natuur, zowel in de zomer als in de winter, die hij vervolgens gebruikte bij de samenstelling van de landschappen in zijn atelier. Atmosfeer en natuurgetrouwheid vond hij belangrijker dan een topografisch correcte weergave. In zijn panoramische landschappen met zicht op een stad als Haarlem of Dordrecht combineerde hij dan ook vrijelijk bouwvolumen met landschap schetsen die hij had gemaakt in de omgeving van deze steden.
De aantrekkelijkheid van Schelfhouts landschappen ligt in de perfecte toepassing van het toen geldende esthetische ideaal van ‘Eenvoud, Waarheid en het Eeuwig Schone’. In zijn werken werden de natuur en het ‘eerlijke’ landelijke leven tot ideaal verheven (Eenvoud); de landschappen zijn bedrieglijk natuurgetrouw (Waarheid) geschilderd, zonder een exacte weergave van de natuur te zijn, maar een samenstelling uit de mooiste delen der werkelijkheid (het Eeuwig Schone). Dit resulteerde in schilderijen die aangenaam zijn om naar te kijken. In zijn winters geen verdrinkende schaatser in een wak en kleumende figuren op het ijs, maar vrolijk zwierende lieden, gemoedelijke tafereeltjes bij een slede en gezellige drukte bij een koek-en-zopie op zonnige ijsvlaktes. En in zijn zomers geen armoedige landlopers of afgebeulde boeren met magere trekpaarden, maar keuvelend, kleurig gekleed landvolk met weldoorvoed vee op een zomers zandpad. B.C. Koekkoek schreef in zijn ‘Herinneringen en mededeelingen van een landschapschilder’ (1841) over Schelfhouts landschappen: ‘Wilt gij zien wat er van een vlak, eenvoudig landelijk tafereel, als hetzelfde den stempel der natuur, het merk der waarheid draagt, schoons en bevalligs kan gemaakt worden? Beschouwt dan de werken van onzen grooten Schelfhout. Daarin zult gij de eenvoudige natuur op het sierlijkst, maar tevens met eene getrouwheid en waarheid, wat alleen een Schelfhout vermag, voorgesteld vinden.’
Vrijwel jaarlijks zond Schelfhout een of meerdere schilderijen in voor de Tentoonstelling van Levende Meesters, een van de belangrijkste nationale exposities in zijn tijd. Uit de tentoonstellingslijsten blijkt dat Schelfhout tussen 1811 en 1870 voornamelijk zomerlandschappen instuurde. Sneeuw- en ijsgezichten komen met de jaren steeds vaker voor in genoemde lijsten, maar zomerlandschappen blijven toch het leeuwendeel vormen van zijn bijdragen aan deze tentoonstellingen. De opbouw van deze inzendingen zou representatief kunnen zijn voor Schelfhouts gehele oeuvre, maar dit is niet zeker. Gezien zijn status als ‘Wintervorst’ en de populariteit van zijn ijsgezichten wordt vermoed dat Schelfhout in werkelijkheid meer winters dan zomers schilderde. Dat veel van zijn winterlandschappen niet op openbare tentoonstellingen verschenen zal zijn bepaald door de markt: velen wilden een ijsgezicht van Schelfhout en derhalve werden ze óf in opdracht geschilderd óf al op voorhand gereserveerd voor particuliere kopers of de handel. Direct vanuit zijn atelier verkocht, soms zelfs aan verzamelaars van koninklijken bloede, waren ze dus niet meer beschikbaar voor exposities.
De bewondering voor de zomer- en winterlandschappen van Schelfhout was in de jaren veertig zo groot, dat critici hem lovende bijnamen gaven, zoals ‘Moderne schildervorst van het landschap’ en ‘Claude Lorrain der wintergezichten’. De Franse schilder Claude Lorrain (1600-1682) dompelde zijn pastorale landschappen in stemmig morgenlicht of avondschemering. De idyllische sfeer die daardoor ontstond werd in de 19e eeuw zeer bewonderd. Wellicht dankte Schelfhout de vergelijking met deze 18e-eeuwse meester aan zijn hoge luchten, het heldere licht en zijn vermogen om in het winterse landschap de blik van de toeschouwer naar oneindige verten te leiden. Op het hoogtepunt van zijn carrière behoorden ook Koninklijke verzamelaars tot de klantenkring van Andreas Schelfhout. Koning Willem III bezocht zijn atelier meer dan eens en Schelfhout werd regelmatig door het hof uitgenodigd. Vorsten elders in Europa hadden eveneens grote waardering voor zijn werk. Zo werden schilderijen aangekocht voor de collecties van koning Wilhelm I van Württemberg en tsaar Alexander van Rusland.