Al jong werd de artistieke aanleg van de in Den Haag geboren impressionist Cor Noltee zichtbaar. Hij bezocht de academie in Den Haag, waar hij les van onder anderen Willem de Zwart kreeg. Zijn voornaamste leermeester en persoonlijk mentor zou Henk van Leeuwen zijn, wiens invloed duidelijk in Noltee’s werk zichtbaar is. Hij was wispelturig en voelde zich al snel ergens niet meer thuis en trok dan graag naar andere plekken die hem meer boeiden. Hij verhuisde veelvuldig met zijn gezin en dit had ook effect op de creativiteit van de schilder.
Zijn voorkeur ging uit naar het schilderen van landschappen en stads- en riviergezichten in een robuuste, zelfverzekerde stijl. Vanuit Den Haag trok Noltee regelmatig als kunstschilder het land rond, in Den Haag zelf heeft hij niet veel geschilderd. In Rotterdam – wellicht in navolging van Breitner – was hij vooral geboeid door de sleperskarren met figuren op de Rotterdamse Maaskaden. Om die reden werd Noltee wel de 'Dordtse Breitner' genoemd. In 1933 verbleef Noltee met zijn gezin een half jaar in Mierlo in Brabant waar hij met de schildersbent rondom Heeze in contact kwam. Daarnaast werkte hij ook in Zuid-Limburg, Amsterdam, Parijs en Brugge. Noltee had toen al bekendheid opgebouwd en was lid van het Dordtse Teekengenootschap Pictura.
Vanaf 1937 vestigt Noltee zich definitief in Dordrecht, waar hij een nieuwe start met zijn werk lijkt te maken. Hij is gefascineerd door de schilderachtige stad met zijn waterrijke omgeving. In Dordrecht was een groep impressionisten die gegrepen was door de atmosferische gesteldheid en het karakter van de stad. Sleperskarren hebben Noltee’s interesse niet meer, hij richt zich op het weergeven van de sfeer, het verval, de bouwactiviteiten van de stad Dordrecht en het waterlandschap in de omgeving. Zijn coloriet wordt dromeriger en grijzer en zijn werk ‘suggereert ruimte en atmosfeer’. Noltee wordt bij uitstek de schilder van het Dordtse landschap en de Biesbosch. Ondanks dat hij zich naar buiten toe opstelt als tegenstander van de vernieuwingen in de kunst voelt hij rond de jaren 60 toch steeds meer de behoefte om zich te vernieuwen en van het impressionisme los te komen. In de jaren die volgen ‘sluit hij zich af’ in de Biesbosch, waar hij tot een eigen expressionisme komt. Zijn vroegere kleurrijke en zonnige palet verandert in een palet van grijzen en bruinen.
In 1941 krijgt Noltee zijn eerste grote tentoonstelling in Pictura Dordrecht. De titels van de ruim 70 werken die er hangen geven uiting aan zijn gevoelens van melancholie. ‘Buiig weer, Druilregen, Dooi, Afbraak, Verdwijnend Dordt, Herfst, Grijze dag, Winderige dag e.d.’ Als niet-Dordtenaar vond Noltee een natuurlijke aansluiting bij de schilders van de Dordtse School. Gedurende de verdere oorlogsjaren exposeert Noltee alleen nog op de leden tentoonstellingen van Pictura
Bert Jintes citeert in zijn inleiding van zijn boek ‘Cor Noltee, breed gezien’ de recensent Anthony Bosman die Noltee als volgt typeerde in een artikel uit 1953: ‘Noltee was een schilder zoals men zich een schilder voorstelde: een bohémien, die zich buiten de burgerlijke maatschappij geplaatst voelde, een man met allure, die met onverschilligheid voor de tongen en de gevolgen zijn mening poneerde en zijn leven leefde’.