Cornelis Raaphorst groeit op in armoedige omstandigheden in een boerengezin met zeven kinderen in Wassenaar, waar hij zijn hele leven zou doorbrengen. Al op jonge leeftijd is hij aan het tekenen en later ook aan het schilderen. Hij verdient de kost voor zijn grote gezin – vrouw en negen kinderen – als huis- en decoratieschilder; in zijn vrije tijd oefent hij zich tot amateur kunstschilder. Pas na zijn vijftigste zou hij daar zo succesvol mee worden dat hij er zijn beroep van kon maken. Aanvankelijk schildert en tekent Raaphorst dorpen, landschappen met dieren en bloemstillevens. Nadat Raaphorst in opdracht van Kunsthandel Scheen in Den Haag een schilderij met poesjes had geschilderd, kreeg hij prompt het advies om zich hierin te specialiseren. Vanaf dan worden spelende jonge poesjes zijn belangrijkste motief. Hij schildert ze in al hun doen en laten, omringd door kleurige draperieën en kostbare gebruiksvoorwerpen. Bron van inspiratie moet het werk van Henriëtte Ronner-Knip geweest zijn, alhoewel hij een geheel eigen stijl van schilderen toepaste. Na verloop van tijd voegde Raaphorst steeds meer luxe artikelen aan zijn schilderen toe, werden zijn werken steeds bonter en werd na verloop van tijd de kwaliteit van zijn kattenschilderijen steeds hoger. Zijn werk was tot buiten de landsgrenzen gezocht en is tot de dag van vandaag nog steeds geliefd.