David Schulman, autodidact, was een van de begaafdste schilders van de Larense School. Hij schilderde en tekende met een vlotte, krachtige streek Gooise landschappen en besneeuwde dorpsgezichten badend in een helder oranje-gouden zonlicht. Regelmatig bezocht hij vissersdorpjes rond de Zuiderzee en vond hij inspiratie in de levendige drukte rond de Loosdrechtse Plassen. Naast landschappen, waarin meestal geen figuren waren te zien, maakte hij ook in opdracht portretten. Het werk van Schulman in dromerige, impressionistische stijl werd al tijdens zijn leven hoog gewaardeerd.
Op jonge leeftijd kwam Schulman al in contact met bekende schilders als Albert Neyhuys en Tony Offermans via zijn vader Lion Schulman, zelf kunstschilder en verfleverancier. Van hen kreeg Schulman, die nooit een opleiding gevolgd heeft aan een academie, regelmatig adviezen. In 1904 nam Schulman voor het eerst deel aan een tentoonstelling in Arti et Amicitiae in Amsterdam en kocht Evert Pieters zijn inzending, een sneeuwgezicht op Laren, meteen aan. Al snel werd hij bekend onder een groter publiek en kon hij van zijn schilderwerk leven. Jan Hamdorff hielp hem bij de verkoop van zijn werk.
Gedurende vele jaren fungeerde Schulman als spil in de Larense kunstenaarswereld. Hij jureerde vaak tentoonstellingen en was betrokkene bij de organisatie van jubilea van zijn vrienden schilders, waaronder Frans Langeveld, Willlem Knip en Anton Mauve jr. In Laren liet Schulman in 1913 een villa met atelier aan de Torenlaan bouwen. Vanwege zijn Joodse afkomst werd zijn huis in de Tweede Wereldoorlog gevorderd door de Duitsers en werd hij gedeporteerd naar kamp Westerbork. Hij wist hier echter te ontsnappen, maar zijn vader en veel andere familieleden die ook gedeporteerd waren overleefden het niet.
Schulman ontving veel prijzen en was de grote motor achter de kunstenaarsverenigingen 'De Tien', 'Laren-Blaricum' en de 'Gooische schildersvereniging'. Op 68-jarige leeftijd werd hij voorzitter van Arti et Amicitiae in Amsterdam. Tot op hoge leeftijd, hij overleed in 1966 als een van de laatst overgebleven schilders van de Larense School, bleef hij schilderen.