Jan van Herwijnen was een natuurtalent en autodidact. Na een zorgelijke jeugd waarin hij al jong de kost moest verdienen, ontwikkelde hij zijn artistieke aanleg door in zijn vrije tijd schilderijen te kopiëren in het Rijksmuseum in Amsterdam. Daar werd hij 'ontdekt' door onderdirecteur Willem Steenhoff. Een beurs in 1912 stelde hem vervolgens in staat om zich geheel aan het schilderen te wijden. Van Herwijnen reisde veel en werkte enige tijd in Parijs en Zuid-Frankrijk. In 1935 vestigde hij zich in Bergen, waar zijn stijl tot volle bloei kwam in lichtvoetige landschappen en in bloemen en stillevens.