Het werk van Jan van Tongeren wordt gerekend tot het nieuwe realisme, een stroming waartoe ook dat van Dick Ket en Raoul Hynckes behoort. Kenmerkend voor het werk van de schilder is de realistische manier waarop hij de materialen weergeeft: het aardewerk van potten, perkamenten boekomslagen of een geweven kleed. De essentie van een dergelijk stilleven lag voor de schilder in de plaatsing van de voorwerpen ten opzichte van elkaar en de ruimten ertussen, waardoor de voorstelling in vlakken en vormen gedacht kon worden. Hij kon dan ook dagenlang bezig zijn met het schikken van de voorwerpen tot een afgewogen compositie. Na 1945 werden kleuren steeds belangrijker in zijn werk, ten koste van de realistische stofuitdrukking.