Jan Willem van Borselen schilderde voornamelijk landschappen, waarvoor hij inspiratie opdeed in de waterrijke omstreken van Den Haag: Gouda, Zoetermeer en Stompwijk. Vooral de wijze waarop hij riet en door wind bewogen geboomte en opwolkend stof kon weergeven oogstte veel bewondering. Koning Willem III en zijn (tweede) echtgenote koningin Emma waren liefhebbers van het werk van de schilder en gaven hem verschillende opdrachten. Ook nodigden ze hem uit op Paleis Het Loo, hun zomerresidentie. Van Borselen maakte ook schetstochten rond Apeldoorn, waar hij ideeën opdeed voor zijn schilderijen. Tijdens zijn wandelingen vergezelde de koning hem regelmatig. De schilder vertelde later dat hij nog nooit zo gezellig buiten had gewerkt.
‘Wie een schilderij van Jan Willem van Borselen bekijkt en zich tracht los te maken uit de sfeer van alledag krijgt een gevoel van herkenning. Een herinnering aan een wandeling door de polder, een roeitocht door de kreekjes, een zeildag op de plassen of een visdag met vrienden. Er lijkt op zijn schilderijen een wind te waaien, die alles in beweging zet, het water, het riet, de wolken, de bladeren van de bomen. Alles lijkt op te lossen in kleur –in groen’, schrijft Tiny de Liefde-van Brakel. Zij plaatst in haar beschouwing het werk in de tijd waarin het gemaakt werd, de negentiende eeuw. Een periode waarin kunstenaars zich losmaken van het geïdealiseerde romantische landschap en op zoek gaan naar de werkelijkheid als bron van kunstzinnige vernieuwing. Een zoektocht die eind negentiende eeuw uitmondt in het Hollands impressionisme. Van Borselen was bruggenbouwer tussen de Romantische School en het Hollandse impressionisme. Invloed van de grote romantische meester Andreas Schelfhout, van wie Van Borselen les kreeg, is terug te vinden in het werk uit zijn beginperiode. Nadat het impressionisme zijn intrede deed werd zijn penseel losser.
Terugkerend motief in zijn werk is de Hollandse knotwilg. Hij schildert deze geknot of hoog uitgegroeid in uitgestrekte landschappen in heldere groen- en blauwtinten, waar zon en schaduw elkaar afwisselen. Vaak zijn er ook waterpartijen op zijn schilderijen te vinden; de stoffering bestaat meestal uit een paar koeien langs de waterkant, een visser of een enkele wandelaar te midden van de natuur. En altijd is de wind aanwezig, zichtbaar in de toppen van de bomen, bijna voelbaar voor de toeschouwer die zich als wandelaar in het landschap waant.
Van Borselen verruilt in 1855 zijn geboorteplaats Gouda voor Den Haag, waar hij in de leer gaat bij Andreas Schelfhout en lid wordt van Schilderkundig Genootschap Pulchri Studio. Hij is een zeer actief Pulchri-lid en vervult tot zijn overlijden regelmatig bestuursfuncties. De werkwijze die Van Borselen ontwikkelt –de natuur zo realistisch mogelijk, zonder opsmuk weergeven – wordt spoedig in ruime kring gewaardeerd, bij de kunsthandel en bij particuliere, grote verzamelaars, waaronder de adel. Hij exposeert regelmatig in binnen- en buitenland (Londen, Parijs, Wenen, Philadelphia) en wordt goed betaald voor zijn schilderijen.