Als zoon van een Dordtse garenfabrikant was J.C. Schotel voorbestemd om zijn vader als directeur van de fabriek op te volgen. Het lot besliste echter anders en Schotel koos uiteindelijk voor de vrije schilderkunst. Les kreeg hij van de zeeschilder Martinus Schouman, onder wiens leiding hij zich specialiseerde in het schilderen van marines. In 1824 betrok Schotel in Dordrecht een huis aan de Boomstraat, vlakbij het Groothoofd, waar hij voor zichzelf een atelier inrichtte met vrij uitzicht over de Merwede. De ‘woelende en kabbelende wateren' die daar tot stand kwamen werden door critici vergeleken met het werk van 17e-eeuwers als Ludolf Bakhuysen en Willem van de Velde de Jonge. Met name muntte Schotel uit in de weergave van luchten en water. Terecht wordt hij beschouwd als een van de belangrijkste marineschilders van de Hollandse romantiek.