Het werk van de neo-constructivist Joost Baljeu is gebaseerd op een complexe theorie over vorm. Uitgaande van de verbeelding van universele wetten in de lijn van het constructivisme en De Stijl, leidde dit veelal tot 3-dimendionale constructies en reliëfs. In 1958 startte hij het internationaal gerichte tijdschrift ‘Structure’(1958-1964), waaraan naast hijzelf ook kunstenaars als Carel Visser en Ad Dekkers bijdragen leverden. In 1962 werd op de rondreizende tentoonstelling ‘Experiment en Constructie’ in het Stedelijk Museum in Amsterdam werk getoond van 8 kunstenaars uit verschillende landen die allen in de neo-constructivistische richting werkten. Hun abstract-geometrische schilderijen, sculpturen en maquettes zijn sterk aan elkaar verwant. Joost Baljeu was medeorganisator en publiceerde in de catalogus de tekst ‘De nieuwe beeldende uitdrukking’, die getuigt van hun opvatting van de werkelijkheid: de natuur als zichtbare werkelijkheid is niet langer uitgangspunt voor deze nieuwe kunst, maar de verbeelding van universele wetten en immateriële vormprincipes die aan de kosmos ten grondslag liggen. De nieuwe beeldende uitdrukking is geen weergave van de werkelijkheid maar vertaalt deze. Zij schept geen vormen maar plastische verhoudingen. Vanuit zijn ideaal van integratie van architectuur en beeldende kunst werkte Baljeu ook veel samen met de architect Dick van Woerkom.