De Amsterdammer Ko Cossaar begon zijn artistieke loopbaan als schilder van toneeldecors en volgde daarnaast avondlessen aan de Rijksacademie. Nadat hij in 1901 twee subsidies had gekregen uit het Willink van Collenfonds woonde hij voor langere tijd in Parijs en Londen. In Parijs raakte hij bevriend met Kees van Dongen, in Londen introduceerde Matthijs Maris hem bij de kunsthandel Goupil die zijn werk verkocht en waar hij exposeerde. In 1909 vestigde Cossaar zich definitief in Den Haag. Hij tekende, aquarelleerde en schilderde vooral stadsgezichten en kerkinterieurs, maar werd in de periode 1928-1933 ook geïnspireerd door literaire thema's.