Sir Lawrence Alma Tadema, de beroemde schilder uit de periode van het Britse fin-de-siècle, was Fries van geboorte. Lourens Tadema – Alma was zijn tweede voornaam – kreeg zijn opleiding in Antwerpen bij de historieschilder Henri Leys. Zijn grootste triomfen vierde hij na 1870 in Engeland, waar zijn perfect uitgevoerde genrevoorstellingen, gesitueerd in het oude Rome en Griekenland, aansloten bij de smaak van de Victoriaanse upper class. Voor het decor waarin hij zijn scènes plaatste maakte Alma Tadema gebruik van eigentijdse publicaties over de klassieke oudheid en bestudeerde hij archeologische objecten in de collectie van het British Museum in Londen. Zijn aquareltechniek was uiterst verfijnd. Hij tekende eerst nauwkeurig contouren en bracht daarna in vele lagen waterverf aan zodat hij het effect van olieverf bereikte. In Holland, waar zijn uitvoerig bewerkte aquarellen sterk contrasteerden met de transparante landschappen van de schilders van de Haagse School, kon de schilder niet op veel bewondering rekenen en deed men nogal zuinig over zijn succes. Wél nam hij op verzoek van zijn neef Hendrik Willem Mesdag enkele malen deel aan exposities van de Hollandsche Teekenmaatschappij in Den Haag. Na zijn dood raakte Alma-Tadema’s werk jarenlang in de vergetelheid. Met de opkomst van moderne kunst konden weinig kunstkenners zijn realistische voorstellingen meer waarderen. Ook in Nederland verdween hij in de twintigste eeuw grotendeels naar de achtergrond. Pas in de jaren ’80 nam de belangstelling voor zijn werk weer toe.
Lourens Tadema wordt geboren in het Friese dorp Dronrijp, als zoon van een notaris. Na het overlijden van zijn vader – Tadema was pas vier jaar – neemt zijn moeder de opvoeding van haar vijf kinderen ter hand en daar horen ook tekenlessen bij. Tadema’s tekentalent openbaart zich al op jonge leeftijd. Als hij aangeeft hier mee verder te willen gaan staat zijn familie erop dat hij rechten gaat studeren. Als hij vijftien is wordt hij ernstig ziek en omdat men denkt dat hij niet lang meer te leven zal hebben mag hij met tekenen en schilderen doorgaan. Boven verwachting herstelt hij en hiermee ligt de weg naar het kunstenaarschap open.
In 1853 start Tadema zijn opleiding aan de Koninklijke Academie van Antwerpen. Daar maakt hij via professor Louis Jean de Taeye kennis met de geschiedenis van de Merovingische periode. Aanvankelijk waren thema’s uit dit tijdperk zijn favoriete onderwerpen. Omdat hier in het buitenland weinig belangstellingvoor was besluit in 1858 op een ander thema over te stappen – het uitbeelden van het weldadige en weelderige leven in het oude Egypte, Rome en Griekenland. In 1863 trouwt hij met de Franse Marie-Pauline Gressin Dumoulin en na de huwelijksreis die naar Rome, Pompeï en Napels voert, is zijn interesse in de klassieke oudheid definitief gewekt.
Na het overlijden van Pauline in 1869 maakt Tadema in 1870 een reis naar Londen voor medisch advies en ontmoet er de zeventienjarige kunstenares Laura Epps, op wie hij op slag verliefd wordt. Het jaar daarop besluit hij definitief naar London te verhuizen, de stad waar hij altijd al een voorliefde voor had omdat zijn werk er goed werd verkocht en om dichter bij Laura te kunnen zijn. Met zijn nog jonge dochters Laurence en Anna en zijn zus Artje trekt hij naar de Engelse hoofdstad, waar hij na korte tijd Laura ten huwelijk vraagt. Alma Tadema en Laura trouwen in juli 1871, hij vierendertig jaar, zij nog maar net achttien. Hun huwelijk was gelukkig, al bleef het kinderloos. Voor de twee dochters, die ongehuwd zouden blijven bleek Laura een goede stiefmoeder te zijn.
In Londen, waar Alma Tadema de rest van zijn leven zou doorbrengen, neemt zijn carrière al snel een grote vlucht. Hij schildert wat in de strenge, aan etiquette gebonden laat-Victoriaanse tijd aantrekkelijk wordt gevonden – het luxe en overdadige Griekse en Romeinse dagelijkse leven, bij voorkeur met in doorschijnende gewaden geklede vrouwen, afgebeeld in een decor waarin alles klopt; kleding, omgeving, sieraden, meubilair. Hij schildert in opdracht van welgestelde zakenlieden die geld en vrije tijd genoeg hebben voor culturele reizen. In zijn enorme, als een Romeins lusthof ingerichte atelierwoning houdt hij feestelijke soirees in de sfeer van zijn schilderijen, gretig bezocht door kunstenaars, klanten en intellectuelen. Door slim zijn tweede voornaam aan zijn achternaam te koppelen staat hij als ‘Alma-Tadema’ bij tentoonstellingen nu bovenaan in de indexen. Dit alles legt Alma Tadema bepaald geen windeieren. Hij behoort tot de hoogst betaalde schilders van zijn tijd, wordt een gewaardeerd lid van de Royal Academy en in 1899 in de adelstand verheven. In 1872 voert hij een identificatiesysteem in voor zijn schilderijen door een opusnummer in Romeinse cijfers onder zijn handtekening te zetten. Ook zijn vrouw Laura zou dit systeem hanteren. Hierdoor werd het moeilijker vervalsingen voor echt door te laten gaan.
De dood van Laura in 1909 is een grote slag voor Alma Tadema en zijn gezondheid die al niet te best was, verslechtert steeds meer. In 1912 overlijdt hij in Wiesbaden waar hij voor een maagzweer aan het kuren is. Hij wordt begraven in St. Paul’s Cathedral, een grote eer voor iemand die niet van Britse afkomst is. Tadema’s realistische werk raakt na zijn dood in de vergetelheid met de opkomst van de moderne kunst. Pa na 1973 neemt de belangstelling voor zijn werk weer toe door een expositie in dat jaar van de Amerikaanse verzamelaar Allen Funt die noodgedwongen zijn 35 Alma-Tadema’s in het Metropolitan Museum of Art in New York moet tentoonstellen en verkopen.