Otto Eerelman, geboren in Groningen in 1839, begint als schilder van Oudhollandse interieurs en genrestukken, maat vestigt gaandeweg zijn reputatie als schilder van paarden: paarden in de wei, voor de koets, sjees of arrenslee, en in het circus. Beroemd zijn ook zijn schilderijen van Wilhelmina, als prinses met haar pony ‘Baby’ afgebeeld en als koningin als amazone. In zijn latere werk, begin jaren ’80, schildert hij bijna uitsluitend hondenportretten of jonge honden. Eerelman had vooral zijn populariteit te danken aan het feit dat honden en vooral paarden bij de Groningers zeer geliefd waren. Journalist en schrijver Ab Visser schreef eens over de schilder: ‘Zijn populariteit was zo groot, dat wij als kinderen dachten, dat hij als kunstenaar onmiddellijk na Rembrandt kwam, om op oudere leeftijd tot de ontdekking te komen, dat men buiten de Herepoort zo goed als nergens van hem gehoord had.’ De anatomie van de dieren op Eerelmans schilderijen is levensecht en de vachten zijn ‘aaibaar’ op het doek vastgelegd. Eerelman weet als eerste Nederlandse kunstenaar het specialisme van dierenportretten, in de tweede helft van de 19e eeuw een populair en lucratief genre in Europa, tot een hoog niveau te brengen.
Na het doorlopen van de lagere school moet Eerelman van zijn ouders aan het werk, maar hij kiest tegen de zin van zijn ouders in voor een leven als kunstenaar. Hij begint zijn studie aan de Academie Minerva in Groningen in 1860, waar hij teken- en schilderlessen van Johannes Egenberger krijgt. Deze leert hem grote composities te maken en kleine, snelle studies naar het leven. In 1864 vervolgt hij zijn studie nog een jaar aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van Antwerpen, waar hij ook een tijdje op het atelier van Lourens Alma Tadema werkt, die hem de kneepjes van de klassieke schilderkunst bijbrengt. Na een korte tijd in Parijs komt Eerelman terug naar Groningen en krijgt in 1867 en baan als docent aan de Academie Minerva. Naast zijn werk aan als docent krijgt de schilder het druk met het maken van portretten. Veel Groningers komen langs op de Visserstraat waar Eerelman woont om zich door hem te laten vereeuwigen. Daar ontmoet hij ook Anna Frederica Braak, met wie hij in 1870 trouwt. Omdat Eerelman steeds meer opdrachten krijgt, neemt hij ontslag bij Minerva en verhuist het paar in 1874 naar Brussel. Dat verblijf is van korte duur, een jaar later vestigen de Eerelmannen zich in Den Haag, waar zij meer dan 25 jaar zullen wonen. Daar ontdekt Eerelman waar zijn talent ligt en specialiseert hij zich tot schilder van paarden, die hij in allerlei scenes afbeeldt, met rijtuigen, sledes, maar ook in het circus. Later schildert hij ook honden in allerlei alledaagse scenes. Door het succes van zijn dierenportretten valt hij ook in de smaak bij het Koninklijk Huis en krijgt hij in 1880 opdracht de jeugd van prinses Wilhelmina vast te leggen. In deze tijd raakt hij ook bevriend met Hendrik Willem Mesdag en Jozef Israëls met wie hij onder anderen deel uit maakt van het Haagse culturele leven en boekt hij succes met de verkoop van zijn werk.
In 1902 verhuizen Eerelman en zijn vrouw op advies van hun huisarts naar de Zuid-Veluwe, waar ze zich in Arnhem vestigen. Maar nadat wordt vastgesteld dat de Zuid-Veluwe toch niet zo heilzaam is als voorgespiegeld, Eerelman heeft last van reuma, keren Otto en Anna in 1907 terug naar Groningen, naar een voor hen gebouwd huis op de Hereweg 26. Daar krijgt Eerelman van Kunstgenootschap Pictura in 1919 de opdracht een groot schilderij te maken ter ere van het ontzet van Groningen op 28 augustus 1672. Het onderwerp staat hem vrij, maar een Gronings tafereel had natuurlijk de voorkeur. Eerelman kiest voor een van de traditionele jaarlijkse festiviteiten van het Gronings ontzet. Sinds 1857 vindt in Groningen een peerdespul’ plaats: harddraverijen en paardenkeuringen. Dus wordt het ‘De Paardenkeuring op de Grote Markt op de 28ste augustus’. Op het schilderij beeldt Eerelman verschillende levende en al gestorven Groningers af die veel betekenden voor de paardensport. Hij veroorlooft zich niet alleen vrijheid in het portretteren van personen, maar hij verandert ook de achtergrond en schildert een aantal gevels van de noord- en oostzijde van de Grote Markt 'terug in de tijd'. Als het schilderij klaar is wordt het twee dagen voor het raam van een café op de Grote Markt tentoongesteld alvorens het naar de trouwzaal van het Groningse stadhuis verhuist. De Provinciale Courant schrijft op 30 maart 1920: 'Van 's morgens tot 's avonds staat het er vól... en al maar komen nieuwe belangstellenden om het kunstwerk te zien en te bewonderen.' Het schilderij werd een symbool van Groningen en het Gronings ontzet.
In de jaren daarna ondervindt Eerelman steeds meer last van ‘ rheumatische zenuwpijn’, en mijdt het openbare leven. Wel maakt hij nog stillevens en hondenportretten voor verlotingen voor goede doelen en blijft daarmee enorm populair.
Eerelman sterft zes jaar na voltooiing van zijn opdracht voor de stad Groningen, zijn vrouw is hem in 1921 al voorgegaan. Het echtpaar had geen kinderen en na zijn dood worden zijn inventaris en de vele schilderijen die hij nog in eigen bezit heeft, geveild.