Willem Bastiaan Tholen schilderde portretten, bos-, stads- en strandgezichten in een losse schildertrant en een kleurig, helder palet. Maar vooral houdt hij van waterlandschappen, polders, plassen, rivieren, wolken, licht en water. Hij legt ze in de omgeving van Kampen en Giethoorn vast, vanaf het land, maar ook vanaf het water. In Enkhuizen laat hij zijn Lemsteraak de ‘Eudia’ bouwen, waarmee hij talloze tochten maakt in het Hollandse plas- en rivierenlandschap – vaak vergezeld van vrienden. Tholen meerde zijn schip dan vaak aan om op de pier of in het weiland onder een witte parasol te gaan tekenen of schilderen.
Geboren in Amsterdam in 1931 studeert Tholen daar één jaar aan de Rijksakademie van Beeldende Kunsten en haalt daarna in twee jaar zijn M.O. akten handtekenen en rechtlijnig tekenen aan de Polytechnische School in Delft. Op 18-jarige leeftijd staat hij als tekenleraar voor de klas in Kampen, waar zijn ouders inmiddels naar toe verhuisd zijn. Het lesgeven valt hem zwaar tegen. Liever trekt hij er met zijn vriend Paul Gabriel op uit om wat te tekenen en te schilderen in de natuur. De enige opleiding die Tholen in het schildersvak dan ook zou volgen waren de drie maanden bij Gabriel in Brussel. Hij was Tholens belangrijkste raadgever en zijn invloed is zichtbaar in de vroege landschappen die Tholen in de omgeving van Giethoorn en Kampen maakte.
Tholen wordt gezien als een veelzijdige en talentvolle kunstenaar, die in zijn tijd al zeer geliefd was. Hij bouwt voort op het werk van de schilders van de Haagse School, maar hij geeft er zijn eigen draai aan en was niet noodzakelijk op zoek naar verbinding met gelijkgestemden. Zijn werk is kleurrijker en meer divers van onderwerp dan dat van de Haagse Schoolschilders en hij werkt wat ingetogener dan de schilders van de Amsterdamse School, maar toch vinden zijn schilderijen en aquarellen aansluiting bij beide stromingen. Daarnaast was hij een begaafd etser en tekenaar.
Tholens leven verandert drastisch als hij als jonge kunststudent Willem Witsen ontmoet op de Amsterdamse Rijksacademie. Deze is onder de indruk van Tholens talent en introduceert hem bij zijn familie en vrienden op het familielandgoed Ewijkshoeve nabij Baarn, dat dan een ontmoetingscentrum is voor schilders, schrijvers en musici van de Tachtigers. Tholen ontmoet daar ook zijn toekomstige vrouw Coba Muller, die op Ewijkshoeve woont en bevriend is met Cobi, de zus van Witsen. Huisgenoten zijn ook de weduwnaar Bram Arntzenius met zijn zes kinderen. Deze kinderen zijn dankbare onderwerpen voor Tholen, die hen in talloze tekeningen en schilderijen vastlegt.
Tholen schilderde zijn geliefde waterlandschappen allereerst in de omgeving van Giethoorn en Kampen, waar hij al vanaf 1880 regelmatig komt. Niet alleen vanaf het land, maar ook vanaf het water. In Enkhuizen laat hij zijn Eudia bouwen waarmee hij regelmatig over de Zuiderzee, de Waddenzee, Kagerplassen en de Hollandse rivieren zeilt, vaak vergezeld van vrienden. De sfeer op het water, rond de havens en in de havenstadjes, gaf hem inspiratie voor veel nieuwe onderwerpen.
In 1886 trouwt Tholen met de 17 jaar oudere Coba Muller en zij vestigen zich in Den Haag, waar Cobi Witsen en Bram Arntzenius – die een jaar eerder trouwden – ook wonen met hun kinderen. In 1990 koopt Tholen De Kanaalvilla aan de Haagse Haringkade en laat deze verbouwen, zodat beide gezinnen weer kunnen samenwonen zoals op Ewijkshoeve. In Den Haag heeft Tholen een rijk sociaal leven en onderhoudt veel contacten met Haagse Schoolschilders als de gebroeders Maris, Jozef Israëls, Mesdag, Bosboom, en met Mauve. Hij wordt lid van Pulchri en van de Hollandsche Teekenmaatschappij. Tholen was een positief ingesteld mens, geliefd bij collega’s en vrienden, maar ook in zijn werk ondervond hij waardering, het wordt wereldwijd verkocht en hij wint kunstprijzen. Kunsthandelaren staan in de rij. Kunstwerken van de Haagsche School zijn nauwelijks meer te koop en Tholen vult met zijn typerende Hollandse onderwerpen deze leemte.
Rond zijn veertigste kenterde het tij voor Tholen. De critici vonden zijn werk weliswaar nog steeds beschaafd, maar het miste iets van de sprankeling van het vroegere werk dat hij op Ewijkshoeve maakte. Een zonnige tuin met broeikassen en een gieter of een vervallen schuurtje en omgevallen boomtak. Wellicht zorgde de vraag van rivaliserende kunsthandelaren ervoor dat hij te veel thema’s herhaalde.
In 1916 wordt Coba ziek in en overlijdt twee jaar later in een sanatorium in Heelsum. Tholen blijft in de Kanaalvilla wonen en hertrouwt in 1919 met jonkvrouw Lita de Ranitz. Zij blijven samen tot Tholen overlijdt op 5 december 1931. In Enkhuizen hangt dan de vlag halfstok op de Dromedaris.