Een internationale groep jonge, experimentele schilders richtte CoBrA op in Parijs. De Nederlandse leden, Karel Appel, Corneille en Constant zouden daarna het gezicht van de naoorlogse Hollandse schilderkunst voor enkele decennia bepalen. Appel en Corneille zochten beiden naar een nieuwe vormentaal, los van vooroorlogse artistieke conventies en tradities. In 1947 brachten ze enige tijd door in Parijs. Appel leerde er de Art Brut van Jean Dubuffet kennen, evenals de schilderijen van geesteszieken die hij zag op een tentoonstelling in het gesticht St. Anne. De spontaniteit en oerkracht die uit dit werk spraken gaven hem inspiratie. Kort daarop verschenen in zijn werk de eerste mens-dierwezens met grote hoofden en vragende ogen die de Cobrataal zo herkenbaar maakten. Ook Corneille maakte abstract werk, een samenspel van lijnen en vrije vormen. Samen met Constant, Anton Rooskens, Eugène Brands, Theo Wolvecamp en Jan Nieuwenhuis richtten zij in juli 1948 de Experimentele Groep op. Niet de traditie, maar de mens in zijn meest zuivere en oorspronkelijke hoedanigheid, zonder de ballast van het culturele verleden, zou voortaan het referentiepunt zijn. Alle vormen van niet-figuratief experiment waren mogelijk. Jonge Nederlandse dichters onder wie Lucebert sloten zich aan. De directeur van het Stedelijk Museum, Willem Sandberg, was hun grote promotor.
Constant was de man van de internationale contacten. In 1946 had hij in Parijs de Deense experimentele kunstenaar Asger Jorn ontmoet, onder wiens invloed hij begon met het schilderen van fantasiedieren en mythische wezens. Jorn had contacten met Belgische avant-gardeschilders, onder wie Christian Dotremont. In november 1948 reisden Constant, Appel en Corneille naar een conferentie in Parijs met experimentele Belgen, Denen, Fransen en Tsjechen. Het doel was de situatie van de avant-garde in deze landen te bespreken. De Belgen, Denen en Nederlanders wilden echter geen woorden maar daden. Op 8 november sloten zij in het Café de l’Hôtel Notre-Dame een verbond voor samenwerking. Voor hun werkgemeenschap vonden zij de naam CoBrA, samengesteld uit de beginletters van de hoofdsteden Copenhagen, Brussel, Amsterdam. In de daaropvolgende jaren werd er koortsachtig samengewerkt met in 1949 als eerste duidelijke manifest de internationale CoBrA-tentoonstelling in het Amsterdamse Stedelijk Museum. Door groeiende onenigheid over principiële kwesties viel de groep in november 1951 uiteen.