Andreas Schelfhout kunstwerk • schilderij • voorheen te koop Landvolk aan de rand van een rotskloof in weids landschap
Andreas Schelfhout
Den Haag 1787-1870
1787-1870
Landvolk aan de rand van een rotskloof in weids landschap
olieverf op paneel 21,5 x 28,8 cm, gesigneerd linksonder en gedateerd '49
Dit schilderij was voorheen te koop.
Schelfhout maakte een aantal reizen, om zich op de hoogte te stellen van internationale kunstontwikkelingen en om zijn schildermotieven middels natuurstudies uit te breiden. Kunstenaarsbiograaf J. Immerzeel schreef in zijn lexicon over Schelfhouts buitenlandse tochten: naar Frankrijk (1833), Engeland (1835) en later ook nog naar België en Duitsland. Hoewel een volledig overzicht van zijn reizen nog ontbreekt, is uit zijn werk ook op te maken dat hij bij een bezoek aan Gelderland waarschijnlijk verder trok naar het heuvellandschap rond Kleef, dat sinds 1834 de woonplaats van B.C. Koekkoek was. Tevens reisde Schelfhout in Nederland door de provincies langs de Noordzeekust en vermoedelijk ook naar Limburg. ‘Voyages pittoresques’ Reizende kunstenaars zijn van alle eeuwen. Het maken van (buitenlandse) reizen werd zelfs beschouwd als een wezenlijk onderdeel van de culturele ontwikkeling van schilders, schrijvers, dichters en kunstliefhebbers. De romantiek was de bloeiperiode van de zogenaamde ‘voyages pittoresques’, waarbij het vinden van het ideale landschap het voornaamste reisdoel was. Het romantische escapisme werd gecultiveerd, onbekende steden en streken met overweldigend natuurschoon beschouwd als inspiratiebron voor Grote Kunst. Schelfhout was getrouw aan die traditie en maakte enkele reizen in binnen- en buitenland, onder meer om schildermotieven op te doen. B.C. Koekkoek, Schelfhouts tijdgenoot en artistiek gelijke, verwoordde deze natuurverering in zijn ‘Herinneringen en Mededeelingen van eenen Landschapschilder’ (1841) aldus: ‘Zij [de natuur] alleen schenkt u die bij eene aandachtige beschouwing harer majesteit en grootheid. Spreidt zij geene prachttaferelen voor uw oog ten toon, die onmogelijk een ander u zou kunnen beschrijven? Is zij het niet, die den dichter de verhevenste stof schenkt? Gaat naar buiten (…) en gij zult uwe gevoelige ziel met eenen rijkdom van schoone denkbeelden verrijken, die gij naderhand op uwe kamer op het doek of paneel kunt trachten te verwezenlijken.’ Om in te spelen op de 19e-eeuwse hang naar den vreemde verschenen er in die tijd vele geïllustreerde reisverslagen en reeksen topografische prenten. Zo maakte Schelfhout twee prenten voor ‘Voyage pittoresque dans le Royaume Pays Bas, dédié à Madame la Princesse d’Orange’ (1822-1825), een serie lithografieën die onderdeel was van een 21-delige reeks over streken in Europa en de Oriënt. Uit de catalogus van zijn nalatenschapsveiling blijkt dat Schelfhout veel van dit soort buitenlandse prenten en lithoseries bezat. Het is aannemelijk dat dit beeldmateriaal - naast eigen, op reis gemaakte natuurstudies - ook een inspiratiebron voor Schelfhout vormde, met name voor buitenlands aandoende voorstellingen. Dit was een niet ongebruikelijke kunstenaarspraktijk. Bovenstaand landschap zou gesitueerd kunnen zijn in het Duitse Middelgebergte, waarbij niet met zekerheid te zeggen is of Schelfhout een dergelijk panorama met eigen ogen heeft aanschouwd, of dat het aan een reis in zijn verbeelding is.ontsproten.