Otto van Rees kunstwerk • schilderij • voorheen te koop Adya bordurend aan rode broderie
Otto van Rees
Freiburg (Duitsland) 1884-1957 Utrecht
1884-1957
Adya bordurend aan rode broderie
olieverf op doek 65,2 x 54,0 cm, gesigneerd rechtsonder en gedateerd 1910
Dit schilderij was voorheen te koop.
Otto van Rees verkeerde aan het begin van de 20e eeuw in kringen van de internationale modernisten (fauvisme, kubisme, dadaïsme) en werkte samen met avant-gardisten als Jan Toorop, Kees van Dongen en Jean Arp. In 1904, hij was toen twintig, vertrok hij naar Parijs en huurde een ruimte in het roemruchte ateliergebouw Bateau-Lavoir, waar hij Braque en Picasso leerde kennen. Rond 1910 wordt in de abstracte stylering van zijn schilderijen en experimentele collages invloed van het Franse kubisme zichtbaar. Vanaf 1920 richtte Van Rees zich op het schilderen van portretten en Franse landschappen in een meer figuratieve, dromerige stijl. Dit schilderij maakte Otto van Rees van zijn vrouw Adriana ‘Adya’ van Rees-Dutilh (1876-1959), die behoorde tot de eerste Nederlandse kunstenaars die abstracte kunst maakten. Otto en Adya leerden elkaar kennen omstreeks 1902 in Blaricum, waar Otto’s vader Jacob van Rees een idealistische leefgemeenschap had opgericht. Adya, afkomstig uit een welvarende Rotterdamse familie, kreeg al op jonge leeftijd tekenles van Barbara van Houten in Den Haag en daarna (1896 en 1900) van Ernest Blanc-Garin in Brussel. Ze verkeerde in linkse kringen en ontwikkelde er antiburgerlijke en antikapitalistische ideeën. In 1904 verhuizen ze samen naar Parijs en gaan een ‘vrij huwelijk’ aan. Hun leven zou voortaan bestaan uit reizen tussen verschillende plaatsen in Frankrijk en Zwitserland en ook Nederland, waarbij Parijs steeds de uitvalsbasis is. Ze betrekken in Parijs een atelierwoning in Le Bateau-Lavoir, een ateliercomplex in Montmartre, waar ze kunstenaars als Picasso, Kees van Dongen en Juan Gris leren kennen. Na de geboorte van hun dochter Aditya in 1906 stopte Adya met schilderen en gaat ze zich toeleggen op het maken van zijdebroderies en wandkleden die ze gemakkelijker weg kan leggen als Aditya haar nodig heeft. Ze werkt naar eigen ontwerp en dat van anderen, zoals Otto van Rees en bevriend kunstenaar Otto Freundlich. Haar abstraherende en soms kubistisch aandoende werk exposeert ze onder meer bij de Rotterdamsche Kunstkring (1910), de Moderne Kunstkring in Amsterdam (1912) en op de Erster Deutscher Herbstsalon in Berlijn (1913). In de kolonie van de Internationale Broederschap in het Zwitserse Ascona, waar ze vanaf 1912 regelmatig verblijven maken Otto en Adya kennis met de Frans-Duitse kunstenaar Hans Arp. In november 1915 exposeren ze gedrieën in Galerie Tanner in Zürich, een tentoonstelling die wordt gezien als het begin van dada: kubistisch werk van Otto van Rees en Hans Arp en avant-gardistische borduurwerken, wollen en zijden wandkleden, tapijten en schilderijen van Adya Van Rees-Dutilh. In deze tijd nemen Adya en Otto ook deel aan de discussies en soirees van dada en leveren ze bijdragen aan dadaïstische tijdschriften als het Receuil Littéraire et Artistique Dada. In 1918 behoren ze tot de ondertekenaars van het eerste Berlijnse dada-manifest. In de jaren twintig ontwerpt Adya een aantal dada-achtige affiches in collagetechniek.