In het Mauritshuis, vanaf 1 juni weer open, trekt t/m 30 augustus een parade van prijswinnende paarden voorbij, geschilderd door de 18e-eeuwse George Stubbs. In Nederland nog vrij onbekend, maar een fenomeen in Groot-Brittannië. Stubbs kwam tegemoet aan de behoefte van paardenbezitters om te pronken met hun edele viervoeters en ze op doek te laten vastleggen. Als kind was hij al gefascineerd door de anatomie van mens en dier en een meester in het weergeven van een paard. Huid, haar, spieren, aderen en beweging schilderde hij met grote precisie. Stubbs wist de fysieke kenmerken van een paard zo goed uit te beelden dat zijn portretten voor de eigenaren van de paarden ook echt herkenbaar waren.
Blikvanger op de tentoonstelling is het schilderij van Whistlejacket, een renpaard uit de stal van de Britse politicus Charles Watson Wentworth en directe afstammeling van de drie stamvaders van het Engels volbloed ras. Het werk is zo bijzonder door de grootte (bijna drie meter hoog en tweeënhalve meter breed) en het feit dat er niets anders dan een steigerend paard is afgebeeld. Door Stubbs krijgt de schoonheid van het dier alle aandacht. Duidelijk wordt, bij het bekijken van zijn schilderijen, dat de schilder meer met paarden had dan met mensen. Als er al mensen worden afgebeeld dan staan ze er altijd wat houterig bij.
In ons eigen land, een eeuw later, werkten ook schilders voor opdrachtgevers, die hun geliefde huisdieren vereeuwigd wilden zien. Anthony Oberman bijvoorbeeld schilderde rond 1828 in de Engelse traditie de harddravers De Vlugge en De Rot van de Amsterdamse bankier Adriaan van der Hoop. De meeste dierenschilders maakten van een bepaalde diersoort hun specialisatie. Zo blonk de 19e-eeuwse Wouterus Verschuur – in zijn tijd al een beroemd schilder – uit in het uitbeelden van paarden. Van zijn leermeester, de veeschilder Pieter Gerardus van Os, leerde Verschuur hun bouw en bewegingen tot in de perfectie vast te leggen en had hij, net als Stubbs, belangstelling voor hun karakter. De paarden die hij en collega’s als zijn zoon Wouter Verschuur jr. en Willem Karel Nakken schilderden, werden geposeerd weergegeven in pastorale, geïdealiseerde omstandigheden. We zien landschappen waarin ze rustig bij een hek staan, gereed gemaakt worden voor de rit met hun welgestelde eigenaresse, of we kijken naar hoe ze op de paardenmarkt verhandeld worden. Op de schilderijen hier afgebeeld zien we een bonte stoet langskomen. Een dagje uit in Hyde Park, op de renbaan – in Nederland ontstond een openbare paardenracecultuur rond 1885 – op de paardenmarkt, als elegant rijpaard, een staand paard, een indianenpaard, een vriendelijk paard, een volgevreten paard, een merrie met veulen of gewoon een paard met man.
Werden de dieren in de 19e eeuw min of meer geïdealiseerd weergegeven, met het impressionisme gaat men de dieren werkelijk zien. De uitbeelding van het dier wordt natuurlijker, minder geposeerd, alsof de schilder datgene wat hij buiten of binnen zag zó op het doek heeft gezet. Zowel de Haagse als de Amsterdamse School had een voorliefde voor het werkpaard: het sleperspaard of de rijdende artillerie op het strand, het landbouwpaard op het platteland of het trek- en koetspaard in de stad. Het is een laatste ode aan een dier dat in de 20e eeuw uit het dagelijkse leven zou verdwijnen door de mechanisatie.
Pleun Honig, voormalig farmaceutisch dierenarts
Werkpaarden waren een heel geliefd onderwerp. Ze werden afgebeeld met grote hoofden, gespierde lijven, veel ‘behang’ aan de benen, druk aan het werk. Daarnaast zijn er afbeeldingen van wat lichter gebouwde tuigpaarden. Dan heb je nog racepaarden voor onder het zadel en dravers voor de sulky. De draver is het lichtste type paard, ongeveer 450 kg. Een Zeeuwse knol weegt bijna tweemaal zo veel. Bij paarden is men zich meer bewust van de verschillende types, zowel in de schilderkunst als in werkelijkheid. Iedereen weet wel dat een zogenaamde boerenknol er anders uitziet dan een sportpaard.
Paarden speelden vroeger ook een belangrijke rol in de oorlogvoering. Tienduizenden rij- en trekpaarden kwamen in diverse oorlogen om (veldtocht Napoleon, WO I, WO II). Of ze werden domweg achtergelaten als de kansen keerden. Zo werden Britse paarden na afloop van de eerste wereldoorlog in Egypte achtergelaten uit economische overwegingen (transportkosten) en bij wijze van ontwikkelingshulp.
Er zijn vrij veel afbeeldingen van ijstaferelen waarbij een paard voor een arrenslede over het ijs loopt. Dat kan alleen als er een soort spikes onderin hun hoefijzers zijn geschroefd. Dat heet ‘op scherp zetten’. Het verhoogt wel weer het risico op zelfverwonding, zeker als de paarden willen liggen. Maar paarden liggen niet vaak. Daar kunnen hun longen, die weinig bindweefselschotjes hebben, slecht tegen. De druk van hun lichaam is te groot voor hun longen en net als een walvis op het droge zouden ze stikken onder hun eigen gewicht. Veulens zijn nog zo licht dat ze wel lang kunnen liggen.
Hoe rusten paarden dan uit? Je ziet ontspannen paarden vaak om beurten hun ene en andere achterbeen ontlasten, waarbij er een been gefixeerd wordt en de knie ‘op slot’ gezet. Achterpoten kunnen gemakkelijker worden opgetild dan voorpoten vanwege het gewicht van hals en hoofd. Een paard of koe trapt naar je met zijn achterpoten. Een hond hinkt soepel met een achterpoot in de lucht, maar strompelt met een pijnlijke voorpoot. Het is dan ook erg onnatuurlijk als paarden horizontaal steigerend zijn geschilderd. Er bestaat een duidelijk verschil in temperament tussen paardenrassen. De koudbloeden zijn rustig en betrouwbaar, ze moeten kalm stil blijven staan als de ploeg wordt gekeerd of de hooiwagen wordt geladen. Een temperamentvoller dier staat niet graag stil. Hoe warmbloediger of ‘edeler’ het ras, des te nerveuzer ze zich vaak gedragen. Niet altijd even gemakkelijk in de omgang.
Paarden zijn veel gevoeliger voor ziekten dan koeien. Ze mankeren sneller iets en ze trekken het zich heftiger aan. Zo is er de maandagsziekte (na een weekend stilstaan zonder dat het dieet aan die rust is aangepast, weer hard aan het werk gaan op maandag en dan een heftige spierreactie krijgen). Of stalbenen (te lang stilstaan en dan vochtophoping in de benen krijgen). Koliek (darmkrampen) is een gevreesde aandoening. Ze kunnen er makkelijk aan dood gaan. Het einde van veel paarden is net zo als bij de koeien: bij de slager. Behalve bij paarden waar men erg aan was gehecht en in landen waar men principieel geen paardenvlees wil eten en zelfs daar wordt het door vleesfraude nog wel eens ongemerkt geconsumeerd.