In de schilderkunst worden katten op alle mogelijke manieren afgebeeld: opgerold in een mandje, spelend met een bolletje wol, stoeiend of klimmend in de gordijnen. Deze pluizige en nieuwsgierige, maar ook eigenwijze beestjes zorgen voor huiselijkheid en reuring. Niet alleen in huiskamers, maar ook op schilderijen. Een vakvrouw met ongekende artistieke kwaliteiten, Henriette Ronner-Knip, kon als geen ander het leven van katten verbeelden op doek.
Voor vrouwen met artistiek talent stond lange tijd alleen de leerweg via familie open. Voor Henriette was dat niet anders en ze leerde het vak van haar vader, Josephus Augustus Knip, die veelal veestukken en landschappen schilderde. In het atelier van haar vader werd de nadruk gelegd op de uitwerking van details, uitgebalanceerde composities en evenwicht tussen licht en donkerpartijen. In tegenstelling tot haar vader was Henriette voornamelijk geïnteresseerd in kleine huisdieren en ze schilderde in het begin van haar carrière veel honden. Vooral jachthonden en trekhonden trokken haar aandacht. Omstreeks 1870 begon ze met het schilderen van katten, een onderwerp waar ze vandaag de dag nog altijd om bekend staat. Feilloos trof ze de soms rustige, soms speelse of onderzoekende aard van katten en wist ze de textuur van hun vacht, ogen en kleuren weer te geven.
Met de kat als onderwerp speelde de schilderes in op de smaak van de opkomende rijke burgerij die kunst aankocht. In het huiselijk leven was de kat een populair huisdier geworden, waardoor de vraag naar haar schilderijen toenam. Daarnaast werd de opkomende belangstelling voor kattenschilderijen vermoedelijk aangewakkerd door een van de eerste kattententoonstellingen die in 1871 in het Crystal Palace in Londen werd gehouden. Henriette kreeg zelfs van de Britse adel opdrachten om hun aristocratische katten op doek te vereeuwigen. Ze schilderde de dieren als fijngevoelige creaturen die het rijke leven van hun baasjes overnemen. Op harmonieuze wijze verbeeldt ze de katten spelend, slapend en kruipend op en over de kostbare meubels en luxueuze stoffen die bij de rijk geworden bourgeoisie zo in trek waren. Dat het talent van deze vrouw door tijdgenoten werd gezien en gewaardeerd, valt op te maken uit een Engelse recensie in de Illustrated London News in 1893: ‘The artists who have succeeded in rendering the cat may be counted on the fingers of one hand – the Japanese Hokusai, the Swiss Mind, the English Burbank, the French Lambert, and the Dutch Mme. Ronner – and the greatest of these, the one who has succeeded absolutely and all around, is the last, the lady.’
Ze had een bijzondere en eigen manier van werken om de anekdotische voorstellingen tot stand te brengen. Henriette begon met het schetsen van een stilleven over de krijt- of houtskoolstudie. Vaak bestond een dergelijk stilleven uit een interieur met rijk uitgerust meubilair, diverse soorten textiel en bijzondere objecten zoals spellen, wereldbollen of muziekinstrumenten. Vervolgens plaatste de schilderes in deze voorstelling de ondeugende gezelschapsdieren. In de tuin achter haar huis bevond zich de ‘foyer des artistes’, waar altijd leenkatten verbleven. Voor haar schilderijen werd gebruik gemaakt van een speciaal kattenmeubel, een soort glazen kast, waarin zij zowel de dieren kon observeren die zij in rust wilde schetsen als de jonge katjes die anders alle kanten uitschoten.