Over de schilder Cornelis Kuipers (1739-1802) was tot voor kort maar weinig bekend; historisch speurwerk van J. Erkelens bracht echter aan het licht dat Kuipers al in zijn eigen tijd een vooraanstaand schilder was in Dordrecht. Evenals zijn beroemde tijd-, vak- en stadgenoten, de gebroeders Abraham en Jacob van Strij, dreef Kuipers een schilderswinkel. Zo’n schildersbedrijf in de 18e eeuw behelsde veel meer dan heden ten dage het geval is. De tegenstelling ‘huisschilder’ en ‘kunstschilder’ bestond niet; geboren tekentalenten werden schilder en wie ook nog uitblonk in ambachtelijk kunnen wist zich verzekerd van belangrijke decoratieopdrachten. Zo schilderde Cornelis Kuipers onder meer kamerbehangsels, deur- en schoorsteenstukken, landschappen, ijsgezichten, portretten, schutterstukken en stillevens.
De veelzijdigheid van Kuipers wordt behalve op de tentoonstelling ook belicht in het boek ‘Twee pronkstillevens van Cornelis Kuipers’, dat begin november zal worden uitgegeven door Galerie Simonis & Buunk. In dit boekwerk beschrijft en benoemt Sam Segal, belangrijk specialist op dit gebied, alle bloemen en dieren die op de beide stillevens van Kuipers te zien zijn. Daarnaast beschrijft Jan Erkelens aan de hand van zijn historisch onderzoek in kort bestek de levensloop van Kuipers. Voor de omlijsting van beide artikelen, de plaatsing in de tijd en het stilleven als genre staat de bijdrage van Nicole van der Schaaf.
De verschijning van dit fraaie boekwerk alsook de financiering van het wetenschappelijk onderzoek dat eraan vooraf ging, getuigt van goede public relations van Galerie Simonis & Buunk, die met deze thematentoonstelling nieuw elan geeft aan haar specialiteit: laat 18e, 19e- en begin 20e-eeuwse schilderkunst.
Van Kuipers’ tijdgenoot J.H. van Loon (ca. 1733-1786) hangt op de tentoonstelling een bloemstilleven dat evenals het bloem- en fruitstuk van Jan van der Waarden (1811-1872) geschilderd is in een traditie die ongeveer een eeuw daarvoor werd vastgelegd door Jan van Huysum (1682-1749). Deze laatste schilder wist aan het begin van de 18e eeuw zijn bloemstukken de heldere, frisse allure te geven die toentertijd – als gevolg van de Franse stijlinvloeden – ook in de interieurkunst doordrong.
Meer aandacht voor de individuele bloem ontstaat in de 19e eeuw, toen langzaam maar zeker het rijk opgebouwde en van velerlei soorten bloemen voorziene bloemstuk uit de mode raakte. Mooie voorbeelden hiervan zijn de Rozen van Margaretha Roosenboom (1843-1896) en de simpele Papavers in blauwgrijze vaas van Walter Vaes (afb. 3).
Naast bloem- en fruitstukken hangen op de tentoonstelling ook stillevens waarop slechts voorwerpen te zien zijn. Wellicht is dit de meest oorspronkelijke vorm van het stilleven. Die ‘stil liggende dingen’ geformeerd tot een voorstelling, kregen in de 16e en 17e eeuw een symbolische betekenis die in de 18e eeuw weer in onbruik raakte. Aan het eind van de vorige eeuw stelde de schilder H.P. Bremmer (1871-1956) een stilleven samen uit simpele gebruiksvoorwerpen (afb. 4). Hij schilderde ze in pointillistische stijl en creëerde daarmee een werk dat het sluitstuk in de tijd vormt van een inventieve gedachte van Galerie Simonis & Buunk: een thema-tentoonstelling ‘Het Stilleven’.